Dit artikel verscheen 14/5/12 op de site van de Volkskrant onder de knullige titel ‘De ware kunstenaar krijgt geen subsidie’, door de redactie bedacht.
vk opinie
De reden waarom kunstsubsidies geen topkunstenaars opleveren en in de praktijk deze juist buitensluiten, is gemakkelijk aan te wijzen: met de selecties door de ‘experts’ uit de belangengroepen ontstaat een cirkelconstructie waarin, met opzet, voor toptalent geen plaats is. Dat betoogt componist John Borstlap.
Op de site van de Volkskrant verscheen op 19 april een stuk getiteld: ‘Kunstsubsidies leveren geen topkunstenaars op’, waarin een onderzoek werd vermeld dat zou uitwijzen, dat sinds 1960 in Nederland het aantal kunstenaars dat ‘doorbreekt’ onafgebroken is gedaald, terwijl de kunstsubsidies in die periode juist enorm toenamen.
Nu blijkt uit dat onderzoek dat gekeken is naar de kunstenaars binnen de officiële, moderne kunstwereld, die – zoals we inmiddels allemaal weten – urinoirs, ingeblikte uitwerpselen, ziekenhuisafval, doorgezaagde dierenlijken, vloeren van pindakaas en vieze bedden ook best ‘kunst’ vindt. Dus zelfs daar is iets van een teruglopend aantal ‘werkelijk getalenteerden’ opgemerkt. Maar inmiddels kan gemakkelijk de omgekeerde evenredigheid van subsidie en topkunst worden aangetoond.
Heldens
Vorig jaar won de Amsterdamse figuratieve kunstenaar Wim Heldens de prestigieuze BP Award van de National Portrait Gallery in Londen. Deze doorbraak vestigde meteen Heldens’ naam nationaal en internationaal, hoewel hij daarvoor in Amerika en Engeland al verzamelaars had gevonden.
Opvallend feit is, dat Heldens nooit in aanmerking is gekomen voor al die mooie subsidieregelingen die zijn ingesteld om de ontwikkeling van kunstenaars mogelijk te maken. Hij heeft armoede geleden en isolement, en zijn uiteindelijke welverdiende succes is geheel tot stand gekomen zonder al die gesubsidieerde inspanningen van de Nederlandse overheid. Hoe kan het, dat een topkunstenaar als Heldens door die subsidiefondsen, die toch zijn ingesteld om juist zulke talenten op weg te helpen, wordt gemist?
Ten eerste is dit een stijlkwestie: Heldens werkt figuratief, om de voor de hand liggende reden dat ingeblikte uitwerpselen, vieze bedden en doorgezaagde lijken geen kunst zijn en als je werkelijk artistiek talent hebt, ben je daar niet in geïnteresseerd. Wie is daar dan wèl in geïnteresseerd? Ook dit antwoord ligt voor de hand: het zijn de mensen met pretenties maar zónder artistiek talent, die in de absurditeiten van de ‘kunsttheorie’ en de ‘concept art’ de mogelijkheid zien om, ondersteund met gemeenschapsgeld, de rol van ‘kunstenaar’ te kunnen spelen, zonder alle moeite, inspanningen en capaciteiten die daarvoor nodig zijn. Het is hobbyisme, door ongetalenteerden gepraktiseerd en door een onnozele overheid in het zadel gehouden.
Men leze Riki Simons’ nog steeds zeer actuele boekje ‘De Gijzeling van de Beeldende Kunst’ uit 1997 of het meer recente ‘Niet Alles is Kunst’ van Kraaijpoel, Meijer en Allan uit 2010, twee onthullende boeken die de lezer voor het leven vaccineren tegen onzinnige maar prentieuze onzinkunst.
Geen topkunst
Kunsteconoom Pim van Klink schrijft als reactie op genoemd onderzoek in het economenvakblad ESB dat het doel van het kunstbeleid niet is om topkunst te creëren. Maar betekent dit, dat topkunstenaars dan maar van de voorzieningen moeten worden buitengesloten, zoals Heldens overkwam? Dit is namelijk wat in de praktijk gebeurt: In de kunstenfondsen wordt door adviescommissies met deskundigen over de toekenningen beslist. Dit geldt voor de beeldende kunst en voor de muziek. Deze deskundigen worden bijna zonder uitzondering gerekruteerd uit de belangengroepen: gesubsidieerde kunstenaars, idem musici, programmeurs e.d. die door hun inbedding in het gesubsidieerde circuit goed weten aan welke kunst het belastinggeld het beste besteed kan worden, namelijk aan de kunst waaraan zijzelf hun inkomen ontlenen.
Topkunstenaars zijn daarbij niet slechts irrelevant, maar een bedreiging: door de contrastwerking met de talentlozen wordt hun peilloze leegte ineens zicht- en hoorbaar. De reden, waarom kunstsubsidies geen topkunstenaars opleveren en, wat ongelooflijk klinkt, in de praktijk deze juist buitensluiten, dus precies het omgekeerde bewerkstelligen van wat de bedoeling was, is gemakkelijk aan te wijzen: met de selecties door de ‘experts’ uit de belangengroepen ontstaat een cirkelconstructie waarin, met opzet, voor toptalent geen plaats is.
Uitkering
Ik heb zelf, als componist van nieuwe klassieke muziek – te vergelijken met de nieuwe figuratieve schilderkunst – mijn leven lang moeten ervaren dat voor mij de voorziening niet kan bestaan, zodat het merendeel van mijn oeuvre met een uitkering is ontstaan. Inmiddels wordt mijn werk in het buitenland erkend en gespeeld en hebben internationale deskundigen op het gebied van de muziekesthetiek zoals de bekende filosoof Roger Scruton, zich als fan opgeworpen.
Afgelopen maand won ik een rechtszaak tegen het Fonds Podiumkunsten, dat een aanvraag, zoals gewoonlijk in mijn geval, onzorgvuldig had behandeld. Tegelijkertijd besliste de rechtbank, dat het fonds gewoon bij haar negatieve besluit kon blijven. Zó werkt in Nederland de overheidspatronage: de talentloze rommel moet met veel geld in stand gehouden worden, maar topkunstenaars mogen niet betaald worden – zoals bevestigd door de rechtspraak.
John Borstlap is componist. Zijn orkestmuziek is uitgevoerd in Nederland, Engeland en Frankrijk. Zijn boek ‘The Classical Revolution’ verschijnt eind dit jaar of begin volgend jaar bij de Scarecrow Press in New York.