Op vrijdag 30 augustus 2013 publiceerde Dagblad Trouw een summiere aankondiging van mijn artikel dat de dag daarna verscheen in haar bijlage ‘Letter & Geest’: Kunstsubsidie is corrupt. De aankondiging was voor het Fonds Podiumkunsten (FPK) onmiddellijk aanleiding voor het volgende commentaar, dus nog vóór het artikel verschenen was:
————————————————
Van de site van het FPK:
vr 30 augustus 2013
Belangenverstrengeling en vooringenomenheid bij Fonds Podiumkunsten?
Toen het Fonds Podiumkunsten in 2008 voor het eerst meerjarige subsidies verstrekte, deed het Fonds dat op dezelfde manier als de Raad voor Cultuur dat daarvoor deed. Bij de Raad was het gebruikelijk dat adviseurs die betrokken waren bij een aanvraag alleen bij de behandeling van die aanvraag de kamer verlieten. Deze praktijk was voor 2008 nooit door een rechtbank getoetst. Dat is wel gebeurd naar aanleiding van de eerste ronde meerjarige besluiten die het Fonds Podiumkunsten nam. De rechter oordeelde dat ‘het op de gang gaan staan’ niet voldoende was: een adviseur mocht dan ook niet meepraten over andere aanvragen. Het Fonds heeft zijn werkwijze natuurlijk direct na de eerste uitspraak uit 2010 aangepast. Twee andere uitspraken die ook gingen over de praktijk uit 2008 volgden nog, maar toen had het Fonds dus al een andere aanpak ingevoerd die bovendien verder gaat dan het zorgvuldig samenstellen van adviescommissies.
“Alleen ‘moderne’ kunst komt voor subsidiëring in aanmerking” (John Borstlap in TROUW 30 augustus 2013)
Borstlap spreekt over vooringenomenheid van adviseurs bij het Fonds Podiumkunsten (en de rechtsvoorganger het Fonds voor de Scheppende Toonkunst). Dat is iets anders dan de schijn van belangenverstrengeling die door de rechtbank in 2008 werd getoetst. Overigens is het Fonds van mening dat door de gekozen werkwijze ook van vooringenomenheid geen sprake is. TROUW suggereert dat Borstlap over die door hem veronderstelde vooringenomenheid door de rechter in het gelijk is gesteld. Dat klopt niet. De rechter heeft het Fonds in die procedure gevraagd om uit te leggen waarom was geoordeeld dat het werk van Borstlap weinig oorspronkelijk was. Het Fonds heeft dat toegelicht en die toelichting is door de rechter geaccepteerd. Er hoefde van de rechter dus niet alsnog subsidie te worden gegeven. Dat oordeel is ook door de Raad van State bevestigd.
In een ander geval is wel subsidie verstrekt voor een compositie van Borstlap. Daar is echter geen rechter aan te pas gekomen, maar is gewoon door het Fonds vastgesteld dat de aanvraag aan de criteria voldeed.
——————————————————-
Tot zover het FPK. Elders op deze site is een verslag van genoemde rechtszaak te vinden. Bovenstaande tekst laat weer zien hoe weinig er bij het FPK besef is van de problemen die al vanaf het begin van de financieringsvoorziening voor nieuwe muziek, met name voor componisten, duidelijk zichtbaar waren. De taktiek van het FPK is om op de voorgrond allerlei materiaal te etaleren dat de aandacht moet afleiden van het Vreselijke, dat niet bekend mag worden: de volslagen incompetentie van de staf van het FPK, zodat het onvermogen van dit fonds om haar eigen doelstellingen te realiseren, met name de honorering van onzin die niets met muziek te maken heeft, voor de weinig of niet geïnformeerde lezer onzichtbaar wordt. Degene, die nu juist dit Vreselijke met alle pijnlijke, gênante details onthult, moet dus in zijn professie zoveel mogelijk gehinderd, tegengewerkt, en afgeschilderd worden als iemand die het fondsbeleid niet goed begrijpt zodat Henriëtte Post (de nieuwe directrice) het nog eens allemaal kan gaan ‘uitleggen’. Helaas, ik begrijp dit beleid maar al te goed.
Als correctie van wat het FPK hierboven beweert, het volgende. Het FPK zegt:
‘De rechter heeft het Fonds in die procedure gevraagd om uit te leggen waarom was geoordeeld dat het werk van Borstlap weinig oorspronkelijk was. Het Fonds heeft dat toegelicht en die toelichting is door de rechter geaccepteerd.’
In werkelijkheid oordeelde de rechtbank, op bijzonder knullige wijze, dat het fonds de betreffende aanvrage inderdaad onzorgvuldig had behandeld, maar dat het fonds heel inzichtelijk had toegelicht waarom haar beoordeling zo sterk afweek van de vele beoordelingen en signalen van erkenning uit de muziekpraktijk, inclusief uitvoeringen in binnen- en buitenland, en de beoordelingen van buitenlandse deskundigen van internationale faam. Gekker zou je het niet kunnen verzinnen: erkenning in de praktijk en op hoog niveau door internationale deskundigen telt niet, alleen het oordeel van het FPK geldt. Echter, het fonds moet – volgens de instructies van het Ministerie – haar beoordelingen proberen te baseren op ‘artistieke kwaliteit’. Maar het fonds vindt dus dat zoïets complex als ‘artistieke kwaliteit’, ALLEEN en UITSLUITEND door de adviescommissies van het fonds kan worden gesignaleerd. Zoals dan ook in deze rechtszaak bleek: het fonds vindt de adviescommissies alwetend, daar was geen discussie over mogelijk. De Amsterdamse rechters hadden geen oog voor de domme arrogantie die uit zo’n bewering spreekt.
In de procedure die bij de Amsterdamse rechtbank werd gevoerd, etaleerden de vertegenwoordigers van het fonds: Dennis Stam en Ron Ford, zó’n onkunde en belachelijke verdediging, dat duidelijk werd dat de staf van het FPK wordt gerecruteerd uit mensen die de meest fundamentele kennis en intelligentie missen om zoiets als een kunstenfonds te kunnen runnen, zoals o.a. bleek uit de absurde bewering dat het FPK beter dan de maker van de Bubbles-hoax wist dat dit werk, door kleine kinderen willekeurig op een keyboard gerammeld, wel degelijk een serieus werk was en dus naar behoren gehonoreerd (zie het verslag van deze rechtszaak elders op deze site). Ook beweerden deze stafleden dat het werk van John Cage een goed voorbeeld van originaliteit was, en dat het begrip ‘oorspronkelijkheid’ zoals door het fonds gehanteerd iets heel anders was dan het begrip ‘origineel’, dat Roger Scruton (in zijn Engelse ‘original’) had gebruikt in zijn positieve beoordeling – dit in schril contrast met ieder woordenboek. Het Engelse ‘original’ wordt in het Nederlands vertaald met de twee synoniemen ‘origineel’ en ‘oorspronkelijk’. Stam en Ford lieten opgewekt weten, heel goed op de hoogte te zijn van de erkenning van mijn werk in de muziekpraktijk maar dat dit voor het fonds helemaal niets uitmaakte. Enzovoort, enzovoort.
De rechters in Amsterdam, die duidelijk niets van de kwestie begrepen, stelden desondanks vast dat de betreffende aanvrage onzorgvuldig was behandeld, met andere woorden: mijn claim werd bevestigd. Want ik vind dat als er zo’n enorm verschil is tussen beoordelingen binnen de regeling, en beoordelingen buiten de regeling in de muziekpraktijk, die beoordelingen buiten de regeling wel degelijk moeten worden meegewogen – tenminste, als de intentie van het fonds is om tot een beoordeling van artistieke kwaliteit te komen (waarvan ‘oorspronkelijkheid’ een onderdeel is). Het fonds heeft echter hardnekkig geweigerd de overkill aan positieve signalen uit de praktijk serieus te nemen. Ondanks de bevestiging van het falen van het fonds m.b.t. een zorgvuldige behandeling van de aanvrage, besliste de rechtbank dat ik tóch niet betaald hoefde te worden – een met de uitkomst van de procedure onverenigbare en dus absurde uitspraak, die de aanleiding was om in Hoger Beroep te gaan. Maar de RvS (waar het Hoger Beroep diende), ook niet op haar achterhoofd gevallen, snelde het FPK te hulp en veranderde ACHTERAF de deadline voor het inbrengen van nieuwe documenten, zodat nieuwe, meer uitgebreide beoordelingen van mijn werk door dezelfde internationale deskundigen die het falen van het fonds onweerlegbaar aantoonden, buiten behandeling gehouden konden worden en de Raad de uitspraak van de Amsterdamse rechtbank kon bevestigen.
De absurditeit van die laatste uitspraak is dus, dat de RvS bevestigde dat mijn aanvrage inderdaad onzorgvuldig was behandeld maar dat deze dus toch niet gehonoreerd hoefde te worden. Zó wordt in Nederland ‘recht gesproken’.
Het FPK heeft van vooringenomenheid en belangenverstrengeling haar inhoudelijk cultuurbeleid gemaakt, geheel in tegenstelling tot de instructies van het Ministerie. Vooringenomenheid: adviescommissies worden gerecruteerd uit kringen die weinig of niet opereren in de centrale uitvoeringscultuur. Nieuwe muziek die juist in die cultuur opereert, zoals bv. nieuwe klassieke muziek, die een volkomen legitieme nieuwe stroming in de serieuze muziek betekent – ook internationaal – wordt door geluidskunstenaars of hun uitvoerders beoordeeld, die aldus een gemakkelijke kans hebben om de concurrentie een voet dwars te zetten. Dit gebeurt niet alleen maar bij mij, maar ook bij een aantal collega’s waarvan ik weet hoezeer zij getalenteerd zijn. Belangenverstrengeling: in de commissies zitten nog altijd geluidskunstenaars (dus geen musici of componisten van muziek) die zelf geld van het fonds ontvangen. Zie mijn artikel van 31/8 in Trouw, en elders op deze site. Ook na enige cosmetische hervormingen probeert het fonds grip te houden op de ‘kwaliteit’ van de componist: nu vermomd als een beoordeling van de ‘kwaliteit van de opdrachtrelatie’. Hoe kan een adviescommissie de kwaliteit van de relatie tussen opdrachtgever (orkest, ensemble) en componist beoordelen? Jawel, dat kan heel goed, want de adviescommissies zijn alwetend.
Dan, in het bovengenoemde commentaar van het fonds:
‘In een ander geval is wel subsidie verstrekt voor een compositie van Borstlap. Daar is echter geen rechter aan te pas gekomen, maar is gewoon door het Fonds vastgesteld dat de aanvraag aan de criteria voldeed.’
Ook dit is weer een flinke verdraaiing van de werkelijkheid – een vast onderdeel van het fondsbeleid. In de periode voorafgaand aan de beslissing van de rechtbank in Amsterdam, kwam er een aanvrage binnen van de Kammersymphonie Berlin, door mij opmerkzaam gemaakt op het beleid van het FPK dat – d.w.z. op papier – het ook voor buitenlandse uitvoerende instanties mogelijk maakt om financiering van een opdracht aan te vragen, omdat het immers in het belang van het FPK en van de Nederlandse muziek is, dat muziek van Nederlandse bodem in het buitenland terecht komt. De aanvrage werd afgewezen omdat deze, in relatie tot de andere aanvragen in die ronde, geen prioriteit had. Ik begon geduldig weer een bezwaarprocedure (bij het FPK) en nam eens een kijkje op de site van het fonds om te zien welke aanvragers dan wèl prioriteit hadden. Dit bleken onder meer het Drents Jeugdorkest te zijn en het Philharmonisch Orkest van Heemstede (allebei amateurgroepen), en diverse popmuziek, alsmede geluidskunst op diverse achterzaaltjes. Ik voerde een uitgebreid onderzoek uit naar alle aanvragers die in die ronde gehonoreerd waren, compleet met categorieën, gebaseerd op het beluisteren van hun werk op YouTube. De conclusie was dat het FPK amateurs en geluidskunst prioriteit geeft boven een bekend, professioneel Duits orkest dat vele CD’s heeft gemaakt, radio-opnamen, concerteert in de Berlijnse Philharmonie en het Konzerthaus, alsmede op vele plaatsen in Duitsland en daarbuiten. Het fonds heeft dus kennelijk geen flauw idee wat het begrip ‘professionaliteit’ betekent (net zoals het geen idee heeft van de betekenis van het woord ‘oorspronkelijkheid’ en nog heel, heel veel andere zaken). Op de hoorzitting die onderdeel is van de bezwaarprocedure van het FPK, waarbij ik mijn advocaat had meegenomen, dreigde ik met het beginnen van een nieuwe rechtszaak als het fonds bij haar afwijzing zou blijven. Uiteindelijk werd alsnog het honorarium toegekend met de smoes, dat de adviescommissie het effect van de toegezegde radio-opname had onderschat, zodat niet op de argumenten van mijn bezwaar hoefde te worden ingegaan. Zo kon mijn onderzoek en de conclusies daaruit, genegeerd worden, precies de taktiek die later ook de Raad van State toepaste: alles wat het falen van het fonds aantoont, wordt weggemoffeld en toegedekt met leugens, verdraaiingen, halve feitelijkheden in verkeerde context, kortom: het krampachtig geknoei van mensen die niet voor de taak die hun functie vereist, geschikt zijn.
Op de achtergrond van dit gestuntel, geknoei en laaghartige pogingen om eigen falen te verdoezelen, ligt als één van de belangrijkste oorzaken: de zogenaamde ‘bevrijding’ van de traditie in de kunsten, die heeft geleid tot volslagen normloosheid en onprofessionalisme, die de deuren hebben opengezet voor allerlei mensen die op het gebied van de kunst niets bij te dragen hebben. Bij de Nederlandse kunstenfondsen heeft dit geleid tot geïnstitutionaliseerde, parasitaire onzin, waarbij de ene kneus de andere aan geld helpt, en het werkelijke doel waarvoor zo’n kunstenfonds is opgezet wordt genegeerd. Dààr gaat mijn artikel in Trouw van 31 augustus over: de achterliggende oorzaak van zoveel kostbare en decadente idioterie. Kunstenfondsen zijn belangrijk voor het culturele aanzien van een land, en moeten dus professioneel worden geleid. Ze zijn dus aan een drastische hervorming van de uitgangspunten toe.
Zie elders op deze site de volledige tekst van mijn bezwaarschrift met genoemd onderzoek, waaruit een bedroevende incompetentie blijkt en een onvermogen om met de materie, waarvoor het FPK is opgericht, om te gaan. Ik pleit dan ook voor het onmiddellijk vervangen van directie en staf van het FPK door mensen, die meer en beter zijn toegerust voor het verdelen van het overgebleven budget voor nieuwe muziek.
John Borstlap / 2013