Dit artikel verscheen 17/5/12 op de site van de Volkskrant onder de knullige titel ‘Als componist kom je zo in een DDR-situatie terecht’, door de redactie bedacht.
vk opinie
De belangenverstrengeling bij de kunstenfondsen is een structureel probleem, betoogt componist John Borstlap. ‘Maar hoe zouden de kunstenfondsen dan wèl moeten selecteren?’
Een boze man komt in het politiebureau aangifte doen van een beroving, op klaarlichte dag, midden op het Damrak en temidden van de voorbijgangers. En de dienstdoende agent bij de balie zegt tegen zijn collega: ‘O, die man is alleen maar boos omdat-ie z’n geld kwijt is’, waarna de man met zachte hand de straat weer wordt opgeduwd. Dit is een, in Nederland, vertrouwde manier om met kritiek om te gaan: o, dat is alleen maar rancune omdat die-en-die weer iets niet heeft gekregen. Zo kan alle argumentatie geruisloos in de doofpot worden gestopt.
En dat is precies wat decennia lang is gebeurd met de kunstsubsidies – het is veel gemakkelijker om die enorme doofpot te blijven vullen met lastige protesten tegen zogenaamd onrecht, dan eens goed gaan kijken wat er nu eigenlijk werkelijk aan de hand is.
Structureel probleem
De belangenverstrengeling bij de kunstenfondsen is een structureel probleem dat samenhangt met het uitgangspunt: hoe te selecteren? Als de politie, in haar pogingen om inbraken op te lossen, de deskundige hulp van een actief opererende inbreker inroept en hem een vaste aanstelling geeft bij het team, werkt de deskundigheid mooi naar twee kanten: de politie weet dan beter hoe de inbrekers te werk gaan en de inbrekers zijn dan goed op de hoogte van wat de politie van plan is. Zo werkt het ook bij het Fonds Podiumkunsten, waar de Secretaris Compositie, Ron Ford, een componist is van fondsmuziek, dus van muziek waaraan het fonds prioriteit geeft en waar de adviescommissies bestaan uit deskundigen die hun eigen prioriteiten goed door het fonds weten vertegenwoordigd: namelijk door henzelf.
Liever geen DDR-toestanden
Maar hoe zouden de kunstenfondsen dan wèl moeten selecteren? Zijn kunstsubsidies wel een goed idee? Een kunstenaar voor zijn werk betalen, zoals met compositie-opdrachten via het muziekfonds, is iets anders dan hem voor datzelfde werk met een uitkering financieren, omdat de sociale dienst van hem eist dat hij ‘ander werk’ zoekt; voor zijn eigenlijke werk blijft dan nauwelijks of geen tijd en energie over tenzij hij parttime werk vindt dat genoeg oplevert om van te leven èn genoeg tijd biedt voor eigen werk. Voor precies deze periode waren de kunstsubsidies oorspronkelijk bedoeld: ter ontwikkeling van overlevingsmogelijkheden.
In de DDR werd onwelgevallige kunstenaars en intellectuelen hun inkomen of baan afgenomen en werden ze tewerkgesteld bij de plantsoenen- of vuilnisdienst, of in een fabriek. Dit is inhoudelijk cultuurbeleid door de overheid, wat in Nederland niet door het ministerie maar door de kunstenfondsen zèlf wordt uitgevoerd, waarbij een vergelijkbaar resultaat dus mogelijk blijkt (mijn eigen ervaring indachtig).
Een schilder hoeft steeds maar één koper te vinden om van zijn werk te kunnen leven, met muziek is dat anders: het is geen object dat verhandeld kan worden. Een componist is afhankelijk van opdrachten uit het muziekleven. Bijvoorbeeld, ik krijg wel degelijk opdrachten uit de muziekpraktijk, maar als de financieringsvoorziening die hiervoor speciaal in het leven is geroepen, deze dan afkeurt op ‘artistieke gronden’, kun je als componist nóg zoveel weerklank vinden in de praktijk, maar je kunt dan niet van je werk leven en kom je dus in een DDR-situatie terecht.
Mimesis
Kunstsubsidies voor kunstenaars om ze een kans te geven hun mogelijk bijdrage aan de samenleving te ontwikkelen, zijn een groot goed en een teken van beschaving, het is op zich een prachtig idee. Maar omdat het gemeenschapsgeld is, moet dat op een manier gebeuren die voor de samenleving acceptabel is. En dat kan slechts op één manier: door selectiecriteria te hanteren die reeds door ervaring, door de schifting van de tijd, blijken te werken: niemand zal de artistieke kwaliteiten van de inhoud van het Louvre betwisten. De ideeën van de concept art en de fondsmuziek zijn onbruikbaar, omdat daar geen artistieke, enigszins toetsbare criteria gelden. Met het begrip ‘mimesis’ is dat echter wèl mogelijk.
Mimesis is de uitbeelding en artistieke verwerking van de menselijke werkelijkheid, zowel visueel als innerlijk (zie het boek ‘Niet alles is kunst’). De mimetische tradities bieden een beoordelingskader: de klassieke collecties in de grote musea, het traditionele muziekleven met het klassieke repertoire. Een nieuwe kunst die geworteld is in traditionele artistieke criteria en dan toch ruimte aan persoonlijke interpretatie biedt, is heel goed mogelijk, wat al blijkt uit de opkomst van figuratieve schilderkunst in Nederland. Is dit ‘conservatief’? Zoja, dan was de Italiaanse Renaissance het toppunt van conservatisme, toen werd immers de Oudheid als voorbeeld genomen.
In deze richting moet de oplossing worden gezocht – en dat heeft meer ruimte nodig dan hier op deze plek mogelijk is.
John Borstlap is componist. Zijn orkestmuziek is uitgevoerd in Nederland, Engeland en Frankrijk. Zijn boek ‘The Classical Revolution’ verschijnt eind dit jaar of begin volgend jaar bij de Scarecrow Press in New York.